Wij zijn momenteel open!

 
maandag
18-11-2024
Gesloten
dinsdag
19-11-2024
10:00 - 18:00
woensdag
20-11-2024
10:00 - 18:00
donderdag
21-11-2024
10:00 - 18:00
vrijdag
22-11-2024
10:00 - 18:00
zaterdag
23-11-2024
10:00 - 17:00
zondag
24-11-2024
Gesloten
Gratis verzending vanaf € 75
Persoonlijk advies
Ruime voorraad
Veilige betaling

Verrekijker begrippen

Betekenis begrippen verrekijkers

 

Afkortingen

A        Angled het oculair staat onder een hoek van 45 graden (Fieldscope of Spottingscope

AS      Asferisch lensdeel

CF      Central Focussing: centrale focus ring waarmee men de scherpstelling regelt

CF      Close Focussing, kan  je mee scherp stellen op een afstand van ongeveer twee meter

D        Dach, Dakkant prisma. De letter D is vaak samengevoegd met DIF of DCF. Een kijker met dit prisma is compacter van bouw dan een kijker met een porro-prisma. Engelsen noemen een dakkant prisma een "roof prism"

DCF    Dach type met Central Focussing

ED      Extra low Dispersion glas, minder last van lichtverstrooiing door de afzonderlijke kleuren.

EWA  Extra groothoek

HG     High Grade

FF       Fixfocus

IF        Individual Focussing (recdhts en links scherpstelling onafhankelijk van elkaar)

IR      Inwendige Reflectie

IS       Image Stabilisation, het beeld wordt gestabiliseerd

MC     Multi Coated

QF      Quick Focus

RA      Rubber Armoured: met rubber bekleed

RC     Rubber Coated: met rubber

VR      Vibration Reduction

WF     Wide field of view: groothoek type

WP     Water Proof: (spat)waterdicht

Z        Zeiss type porro prisma

 

Afstand tussen de frontlenzen (of objectieflenzen)

Sommige kijkers (porro kijkers) hebben een grotere afstand tussen de twee frontlenzen dan de afstand tussen je ogen. Daardoor kun je meer diepte waarnemen.

Autofocus

Autofocus verrekijkers stellen niet scherp als een autofocus fototoestel. Eigenlijk is de naam autofocus enigszins misleidend. Het gaat namelijk om 'fixed focus' verrekijkers. Ze zijn in de fabriek zo afgesteld dat het beeld scherp is vanaf zo'n 15 meter. Je gebruikt de dioptriecorrectie om de verrekijker aan te passen aan je oogafwijking en verder kom je nergens meer aan. Het voordeel van deze kijkers is dat ze door de afwezigheid van bewegende delen zeer betrouwbaar zijn en lang meegaan. Ze zijn doordat de kortste instelafstand relatief ver weg ligt niet geschikt voor vogelaars en liefhebbers van insecten.

Wat de werking in de praktijk betreft doen deze verrekijkers sterk denken aan de kijkers met individuele scherpstelling (BIF model).

Doordat autofocus verrekijkers eenmalig worden afgesteld en aangepast aan de gebruiker zijn ze niet erg geschikt voor het delen van dit soort kijkers. En omdat ze in feite ook sterk leunen op het aanpassingsvermogen van je ogen zijn ze ook meer geschikt voor jongeren en jong volwassenen. De flexibiliteit van onze ogen neemt immers af met het stijgen der jaren. Ook al zijn deze verrekijkers wat voordeliger, ze zijn vaak vermoeiender in gebruik.

Balans

Het is van groot belang dat men een kijker in balans kan houden tijdens het kijken. Als men een kijker stil kan houden, heeft men een rustig beeld. De balans wordt bij een kijker door verschillende zaken bepaald. Hoe sterker de kijker vergroot, des te meer last men zal hebben van bewegingsonscherpte. Als men een verrekijker gebruikt zijn er eigenlijk twee punten waarop de kijker zijn balans bewaard. Dat zijn de beide handen, die het gehele gewicht dragen en de kijker proberen te stabiliseren en dat zijn de oogkassen waar het rubber van het oculair een rustpunt kan vinden. Bij een zware kijker heeft men zoveel massa in handen waardoor een kijker minder gevoelig is voor trillingen. Bij een lichte en compacte kijker kun je meer gebruik maken van de steun van de oculairs op de oogkas. Bij een zware kijker zal er minder gebruik worden gemaakt van de steun die de oogkassen kunnen bieden. Van belang is dat de handgreep van de kijker, deze kijker al vanzelf in balans houdt. Soms moet je voor de scherpstelling een hand verplaatsen waardoor de kijker in onbalans komt. Ook is het zwaartepunt van de kijker van belang. Veelal zit echter de brug of de prisma's aan de bovenzijde van de kijker, in plaats van aan de onderzijde. Een kijker moet goed in de hand liggen en zijn balans vanzelf vinden.

Beeldhoek of gezichtsveld

De beeldhoek van een kijker kan worden uitgerukt in twee verschillende eenheden. In graden (het aantal graden van het beeld dat men ziet: 360 graden geeft een hele cirkel) en in meters (hoeveel meters breedte ziet men op een afstand van 1000 meter). Een breedte van 17,4 meter op 1000 meter is gelijk aan 1 graad. De breedte noemt men met een ander woord wel "gezichtsveld". Hoe groter de beeldhoek hoe gemakkelijker een onderwerp terug te vinden is. De beeldhoek van een kijker is niet zonder meer te berekenen. De beeldhoek van een verrekijker hangt af van de vergrotingsfactor en de doorsnede, doch er zijn meer zaken die de beeldhoek bepalen. Vooral is van belang of er een groothoek lens gebruikt is. Soms staat de beeldhoek vermeld op de kijker. Hoe groter de beeldhoek van een kijker, des te meer men ziet. Een grotere beeldhoek geeft meer overzicht. Bij een kleine beeldhoek moet je meer zoeken naar je onderwerp. Een groothoeklens geeft meer onscherpte aan de randen. En bij een goede kijker betaal je ervoor om deze lensfout te corrigeren.

Beeldrust

Hoe ouder wij worden, des te kleiner de uitvoering van de verrekijker kan zijn bij gelijke helderheid. Hier zit echter wel een maar aan en dat is de beeldrust die grotere kijkers bieden.

Op je 60 ste (pupilgrootte maximaal 4 mm) heb je theoretisch voldoende aan een 7 x 30 verrekijker (4 mm grote uittredepupil). Uw pupil wordt in de schemer volledig belicht door de uittredepupil van de verrekijker geeft een helder beeld. Als u nu uw hoofd en/of verrekijker beweegt ten opzichte van elkaar, valt er licht naast uw pupil en heeft u beeld- en helderheidsverlies. Kijkt u door een 7 x 50 verrekijker dan valt er 7 mm licht op uw pupil (met dezelfde helderheid van de 7 x 30 kijker want het overige licht valt naast uw pupil) maar bij beweging van je hoofd of kijker heeft u veel meer beeldrust aangezien u 3 mm meer speling hebt voordat beeld- en helderheidverlies optreedt. Onthou dat een grotere uittredepupil een veel rustiger beeld zal geven.

Beeldstabilisatie

Verrekijkers met een grote vergrotingsfactor (boven de 8-10x) zijn moeilijk stil te houden doordat de onvermijdelijke bewegingen van je handen en lichaam ook uitvergroot worden. Een goed statief doet wonderen, maar dat maakt je een stuk minder beweeglijk en een goed statief is (redelijk) zwaar.

Om die reden zijn sommige kijkers uitgerust met elektronische beeldstabilisatie of Image Stabilizing (IS). De naamgeving hangt van de fabriek af. Ook VR (Vibration Reduction) komt voor.

Het nadeel van beeldstabilisatie is dat over het algemeen batterijen nodig zijn. En het gaat vaak ten koste van een kleine hoeveelheid licht. Zeiss heeft een 20 x 60 kijker zonder dit nadeel. Een cardanische ophanging zorgt voor een stroomloze stabilisatie. Ook in dit geval geldt dat ieder voordeel zijn keerzijde heeft: het is een grote, zware, peperdure kijke

Boogseconde

Bij een A-kijker lligt de norm van de hoek van het prismablok op minder dan één boogseconde. Een prismablok is nodig om het beeld in de verrekijker alzijdig (dus boven naar onder en links naar recht) te keren en met een dakkant prisma gebeurt dit door het beeld via zes opeenvolgende spiegelvlakken te reflecteren. Zou de hoek niet optimaal zijn dan wordt het beeld van het eerste spiegelvlak naar het tweede vlak maar gedeeltelijk overgebracht. Het is alsof u voor een scheefstaande spiegel staat. U mist een stukje van uw beeld. Dit maal factor 6 geeft een onrustig beeld. Dit is de reden van de klacht die vele mensen hebben over hun verrekijker: “hij kijkt zo onrustig!”.

Is het blok wel goed uitgelijnd dan geeft diezelfde verrekijker een veel stabieler en helderder beeld. Minder als een boogseconde betekent: je tekent een 90 graden hoek en de horizontale lijn kunt u 100 meter doortrekken en dan mag hij minder als één millimeter afwijken van de exacte horizontale lijn.

Brildragend

Wanneer je brildragend bent is het aan te raden om rekening te houden met instelbare oogafstand (ten opzichte van het oculair). Bij de goedkopere kijkers is dit vaak niet mogelijk, waardoor de oogafstand bij brildragers te groot wordt. Bij de vaak slechts iets duurdere modellen is het mogelijk om of de oogrubbers om te vouwen of de oogschelpen in/uit te draaien/klikken. De oogafstand is belangrijk om de lichtbundel in uw pupil te laten schijnen, zodat een optimaal beeld in je ogen valt.

Coatings

Licht reflecteert tegen glas. Als u langs een winkelruit loopt ziet u uw silhouet (reflectie). Wat u niet ziet is dat deze reflectie ook plaats vindt aan de andere zijde van het glas. Weerkaatsing vindt dus plaats bij het binnentreden van glas, maar evenzeer bij het uittreden. Verlies aan licht in een verrekijker door bovengenoemde reflectie bedraagt al snel een 30%.

Coatings verminderen deze reflectie aanzienlijk. Licht dat door glas gaat wordt ontleed in de 7 kleuren van de regenboog en elke kleur heeft zijn specifieke golflengte. Zo heeft de kleur rood een golflengte van 760 nanometer en blauw die van 400 nm. Onderzoek heeft uitgewezen dat als de dikte van de op de lens aangebrachte coating een kwart bedraagt van de betreffende golflengte van deze kleur, dit de weerkaatsing nagenoeg volledig opheft.

Een goedkope verrekijker zal soms wel multi-coated zijn maar slechts voor een drie-tal kleuren. Een goedkope jachtkijker is voor twee kleuren gecoated (groen en bruin) omdat het meestal een bruin dier betreft tegen een groene achtergrond.

Wil ik dus alle kleuren voor nagenoeg 100% in hun kleurechtheid kunnen waarnemen (in plaats van vier kleuren in 80% kleurechtheid) dan zal ik naar een verrekijker moeten die is gecoated voor alle kleuren van het optisch venster (de kleuren van de regenboog).

Fasecorrectie-coating: de betere verrekijkers hebben als extra een fasecorrectie coating op de dakkant prisma’s. Hierdoor worden faseverschuivingen wanneer licht door het prisma gaat voorkomen. Hierdoor krijg je een contrastrijker beeld met een goed scheidend vermogen.

De nieuwste coating (sinds 2008) is de diëlektrische coating. De diëlektrische coating is een multi-coating die bestaat uit meerdere dunne lagen van transparant diëlektrisch materiaal in plaats van aluminium of andere metaallagen.

Collimatie

Onder collimatie verstaan we het uitlijnen van de optische elementen in een kijker. Zowel de linker als rechter optische assen dienen naar hetzelfde punt te kijken, dienen parallel aan elkaar te lopen en moeten op de juiste manier in de kijker gejusteerd te zijn. Je hoort één beeld te zien. Als het fout is zie je twee beelden. Als het net niet echt fout is, maar wel slecht dan lijkt het dat je één beeld ziet. Je ogen kunnen door je hersenen die twee verschillende beelden samenvoegen. Dat lukt voor een korte periode zonder problemen. Als je dat te lang doet kan er hoofdpijn ontstaan. Het is niet mogelijk om goed uitgelijnde kijkers goedkoop te produceren.

Contrast

Het contrast is een van de belangrijkste aspecten van een verrekijker. Het contrast wordt door meerdere aspecten bepaald: inwendige coating, coating van objectieven, lenzen en prisma's, soort glas dat werd gebruikt (hoge brekings-index). Men kan gemakkelijk het contrast verhogen met de "robijn" coating. Dat is slechts schijn. Dat is hetzelfde als het rode filter in de zwartwit fotografie. Het contrast wordt er geweldig door opgepept, doch van de kleurwerkelijkheid blijft weinig of niets meer over.

Dakkant of Porro kijker

Het belangrijkste onderscheid tussen de soorten verrekijkers is het type prisma. De lens aan de voorkant van de kijker draait het beeld om. Het prisma corrigeert dit, en zet het beeld weer rechtop.

Een verrekijker met dakkantprisma, heeft objectieven en prisma's die recht achter elkaar staan, waardoor de kijkers compact van formaat zijn. Een voordeel is dat dit type, door de interne scherpstelling, minder gevoelig is voor stof en water.

Bij een verrekijker met porroprisma zijn de objectieven en prisma's ten opzichte van elkaar verschoven, waardoor de behuizing breder is. Een voordeel is dat dit type wat meer diepteperceptie biedt. Een nadeel is dat porrokijkers vaak externe scherpstelling hebben, waardoor stof en water in de kijker kunnen komen.

Een monoculair is een verrekijker met één oculair en objectief. Dit betekent dat de kijkers een stuk compacter en lichter zijn dan de andere types. Je kijkt bij dit type kijker dus maar met één oog door de kijker. Het voordeel hiervan is dat je met je andere oog je directe omgeving ook nog in de gaten kunt houden. Je perceptie van diepte wordt bij een monoculair wel verstoord.

Dioptriecorrectie compensatie

Met behulp van de dioptriecorrectie die (normaal gesproken) op het rechteroculair zit kan de verrekijker aangepast worden aan een eventuele oogafwijking. Dit doe je door met de centrale scherpstelling de kijker scherp te stellen op bijvoorbeeld een afstand van ongeveer 100 meter voor het linkeroog. Dek om dit makkelijk te maken de rechterkant van de kijker af. Vervolgens dek je de linkerkant van de kijker af en stel je de kijker voor het rechteroog af met de dioptriecorrectie. Het afstellen van de dioptriecorrectie hoeft maar één keer te gebeuren. Verder kan je gewoon met de centrale scherpstelring scherpstellen.

Eye Relief of oogafstand

Eye-relief, uitgedrukt in mm, zegt hoe ver uw oog maximaal kan zijn van de kijker oogschelp om nog het hele beeldveld te kunnen zien. Dit is voor brildragers belangrijk, omdat zij met bril wat verder van de oogschelp af zijn. Als u verder dan het eye-relief aangeeft naar het beeld in de verrekijker kijkt, ziet u minder. Normaal is een eye-relief van 9 tot 14 mm. Een eye-relief van 16 mm en hoger is geschikt voor brildragers, en bij een groothoek kijker heeft men 18 mm nodig.Dit is de afstand van het oculair tot de plek waar de kijker het beeld vormt. Dit is een belangrijke eigenschap voor brildragers aangezien die een wat grotere afstand moeten overbruggen.

Over het algemeen wordt deze afstand kleiner naarmate de vergroting toeneemt. Een lange eye relief maakt het waarnemen comfortabeler, vooral voor mensen met een bril. Om met uw bril op het hele beeldveld te kunnen zien, heeft u een eye relief nodig van minstens 16 mm. Iets korter en het is alsof u door een sleutelgat kijkt. Het is natuurlijk mogelijk voor brildragers om zonder bril te kijken. De dioptriecorrectie van de kijker gecombineerd met de scherpstelling maken het meestal (dit hangt sterk af van de correctie die de brildrager nodig heeft) mogelijk een scherp beeld te krijgen. Dat betekent natuurlijk wel dat je voortdurend je bril op en af moet zetten. Een kwestie van proberen wat het meest comfortabel werkt in je eigen situatie.

Gasgevuld

Bij gebruik in het veld komen verrekijkers in contact met vochtige lucht, soms met grote temperatuurverschillen. Hierdoor kunnen de lenzen beslaan, zowel uitwendig als inwendig. Door de kijker te vullen met (onzichtbaar) stikstof, wordt het inwendig beslaan nagenoeg voorkomen. Omdat het gas niet mag ontsnappen, worden er hoge mechanische eisen aan dergelijke verrekijkers gesteld. Een gasgevulde kijker is dan ook duurder. 

Gezichtsveld

Wat wil de vermelding 110/1000 m zeggen?

Hiermee wordt bedoeld het gezichtsveld, dit is het gebied dat men in de kijker kan overzien, op een afstand van 1000 m. Met deze 10 X 40 kijker kan u dus op 1 km afstand een 110 meter breed waarnemingsveld overzien. Indien in graden aangeduid, b.v. 6,3°/1000 m, vermenigvuldigt u dit getal met 17,5 om het gezichtsveld in meters om te zetten.

Instelafstand

De kortste of minimale instelafstand van een verrekijker is de kortste afstand waarop je nog kan scherpstellen. Voor de zeeman die de horizon van de zee afspeurt is dit niet van belang, maar de natuurliefhebber die de nabije omgeving afspeurt op zoek naar insecten is dit wel erg belangrijk.

Om enig idee te geven: de minimale instelafstand ligt bij verschillende verrekijkers tussen de 1 en 8 meter.

Intredepupil

De intredepupil is de diameter van de intredende lichtbundel. In de praktijk is dit dus gelijk aan de diameter van de voorste lens (de lens die naar het object gekeerd is of de objectieflens). Een grote doorsnede van het inkijkoculair vergemakkelijkt het kijken.

Kompas

Maritieme verrekijkers komen voor in de vergrotingen 7×30, 7×42 en 7×50, al dan niet voorzien van een kompas. Besef dat er vijf inclinatie zones bestaan. Inclinatie is het fenomeen dat er voor zorgt dat je naald nooit helemaal horizontaal blijft liggen. Dat zou namelijk alleen het geval zijn als de magnetische kracht die de naald aantrekt op exact dezelfde hoogte ligt. Maar dat is niet zo en dus wordt je naald altijd licht naar beneden getrokken.Gelukkig is het zo dat dat in België (en vrijwel de gehele rest van Europa) niet of nauwelijks effect heeft op je metingen. De naald raakt immers niet de boven- of onderkant van het kompashuis en zal dus gewoon vrij rond kunnen draaien. In andere delen van de wereld is het echter wel degelijk een probleem en kan de naald niet vrij ronddraaien in het kompashuis en wordt daardoor belemmerd in het aanwijzen van het noorden. De sterkte van deze kracht (inclinatie dus) is over de gehele wereld verdeeld in 5 zones met elk een bepaalde sterkte van inclinatie. In de onderstaande tekening kun je zien hoe deze zones over de wereld zijn verdeeld.Koopt u een met een kompas uitgevoerde verrekijker, dan bent u wat het kompas betreft gebonden aan de zone die aangegeven staat. Staat deze niet aangegeven, dan kunt u er vanuit gaan dat deze voor zone 1 is uitgerust aangezien ons land in die zone ligt.

Zone 1 is alles gelegen ten noorden van de oost/west lijn: Middelandse Zee – Japan – Mexico.

Zone 2 ligt ten zuiden van zone 1 en ten noorden van de grillige oost/west lijn: Zuid-Suriname – Zuid-Marokko – Jemen – Filipijnen.

Zone 3 ligt ten zuiden van zone 2 en ten noorden van de grillige oost/west lijn: Montevideo – Gabon – Borneo.

Zone 4 ligt ten zuiden van zone 3 en ten noorden van de grillige oost/west lijn: Zuid Shetland eilanden – Zuidpool Bekken – Noord Australië.

Zone 5 ligt ten zuiden van zone 4.

Declinatie lijnen (magnetische veldverschuivingen) zijn meestal wel te corrigeren op de kompassen, inclinatie niet.

Lichtspectrum

Wit licht is opgebouwd uit een mengsel van vele soorten gekleurd licht. Door middel van een prisma kan het 'witte' licht gebroken worden in de kleuren waaruit het licht bestaat. De kleurenband die dan ontstaat wordt een spectrum genoemd. De hoofdkleuren die daarbij ontstaan zijn: rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet. Dit zijn de kleuren van de regenboog. De regenboog ontstaat ook door breking van het licht. Dit wordt veroorzaakt doordat de zonnestralen breken in regendruppels. De regendruppels zijn een soort van prisma's. Bij de juiste omstandigheden is het zelfs mogelijk dat er twee of meer regenbogen boven elkaar zichtbaar zijn. Dit komt doordat er meervoudige reflecties in de regendruppels optreden. De kleuren van de tweede regenboog die hierbij ontstaat, komen in omgekeerde volgorde te voorschijn. Wanneer we alle kleuren die door een prisma gevormd worden weer in een ander prisma laten vallen, dan ontstaat er weer wit licht. Wanneer we daarentegen één kleur wegnemen, ontstaat er geen wit licht. Isaac Newton heeft met zelfgemaakte lenzen in 1665 veel proeven met licht gedaan. Het viel hem op dat de beelden die door de lenzen gevormd werden wazig waren met een smalle ring gekleurd licht eromheen. Na lang slijpen van zijn lenzen concludeerde hij dat het probleem niet bij de lenzen lag, maar dat het werd veroorzaakt door de breking van het licht. Na nog meer proeven lukte het hem om met een prisma een spectrum te maken. Maar waarom valt wit licht uiteen als het door een prisma valt? Dit wordt veroorzaakt doordat elke kleur een eigen golflengte heeft. Het passeren van een prisma belemmert de beweging van de golven. Elke golf wordt gebogen. De kleur met de hoogste golflengte (rood) buigt het minst af en de kleur met de laagste golflengte (violet) buigt het meest af.

Maxwell toonde aan dat licht kan worden opgevat als een elektromagnetische golf. Daarom werd het woord spectrum vanaf toen gebruikt om hele terrein van elektromagnetische straling aan te geven. Hierbij behoren radiogolven, microgolven, infrarode straling, zichtbaar licht, ultraviolet licht, röntgenstraling en gammastraling. Het zichtbare licht vormt nu slechts een klein deel van het gehele elektromagnetische spectrum.

Lichtsterkte (theoretisch of geometrisch)

Met de lichtsterkte wordt de hoeveelheid licht bedoeld die de kijker verzamelt. Het vermogen om licht te verzamelen is vooral afhankelijk van de grootte van de objectieflenzenlenzen. Daarnaast bepaalt de vergroting hoeveel licht in het uiteindelijke beeldvlak terechtkomt. Dit beeldvlak wordt ook wel de uittredepupil van de kijker genoemd.

De theoretische (of geometrische) lichtsterkte van een verrekijker wordt uitgedrukt in een getal en dat getal kun je uitrekenen door de doorsnede van de frontlens (objectieflens) te delen door de vergrotingsfactor (dit resultaat geeft de uittredepupil) en de uitkomst met zichzelf te vermenigvuldigen. (De lichtsterkte is dus gelijk aan het kwadraat van de uittredepupil.)

Voorbeeld met een  10 X 50 kijker

Uittredepupil = 50 / 10 = 5

Lichtsterkte = uittredepupil² = 5 X 5 = 25

Hoe hoger de lichtsterkte is, des te beter. Een lichtsterkte tussen 4 en 16 is alleen overdag bruikbaar. Een lichtsterkte van 16 tot 25 is in de schemering te gebruiken. Kijkers met een lichtsterkte van meer dan 25 zijn 's nachts te gebruiken.

Het schemergetal geeft een indruk van de kijkerprestaties bij aards gebruik. Het kan worden berekend door de vergroting en de lensdiameter met elkaar te vermenigvuldigen en daar de vierkantswortel uit te trekken. Voor een 10 x 50 kijker geldt dan 1050=22,36

Wanneer het schemergetal wordt vermenigvuldigd met 10 krijgen we het aantal meters waarbij in schemerige omstandigheden nog details kunnen worden gezien. Voor de 10 x 50 kijker wordt dit dus 10 x 22,36 = 223.6 meter.

De lichtsterkte van een 7 x 50 verrekijker is 51, dus de kijker heeft een grote lichtverzameling. Dat is voor gebruik in het donker gunstig. Bovendien hebben dergelijke kijkers meestal een groot beeldveld. Ook bij het bekijken van hemelobjecten is een grote lichtsterkte prettig: lichtzwakke objecten worden dan beter zichtbaar. Maar een 7 x 50 verrekijker heeft ook nadelen. Het schemergetal is slechts 18,7 - het detailbereik in het duister (bij aards gebruik) is dan ook minder goed. Dit komt door de lage vergroting: hierdoor wordt de detailoplossing op afstand minder. Kortom: de kijker is goed voor astronomie waarneming en geeft een maximale beeldhelderheid, maar is minder goed voor landdetails op afstand in de schemer.

Ga je de verrekijker bij schemer of misschien in een dicht bebost gebied gebruiken, dan is het verstandig om een model te kiezen dat beschikt over een grote lichtsterkte. De theoretische lichtsterkte wordt berekend door de diameter van de lens te delen door de vergroting. De lichtsterkte is dit getal in het kwadraat.

Conclusie: niet enkel de diameter van de lens (voor de lichtinval), maar ook de vergroting is bepalend voor de theoretische lichtsterkte.

Er is een verschil tussen theoretische lichtsterkte en werkelijke lichtsterkte. De lichtsterkte van de verrekijker wordt namelijk niet enkel bepaald door de getallen van de vergroting en de diameter van de lens. Ook de coating of eventueel meerdere coatings bepalen mede de lichtsterkte. Indien een kijker namelijk voorzien is van meerdere coatings kan de werkelijke lichtsterkte bij een kleinere diameter lens zelfs groter zijn. 

Prisma

Een prisma is een veelvlak van een doorzichtig materiaal. Een prisma wordt veel gebruikt in optische instrumenten om de richting van het licht te veranderen of het licht te breken in de kleuren waaruit licht bestaat. Zo kan er met een prisma een spectrum worden gevormd.

De werking van een prisma berust op verschillende brekingseigenschappen van de verschillende golflengten van de kleuren. Licht treedt het prisma altijd binnen via één van de zijvlakken en verlaat het prisma ook via één van de zijvlakken.

Door de breking die in het prisma optreedt, wordt de richting van het licht veranderd.

Hiernaast is een dwarsdoorsnede van een periscoop afgebeeld. De blauwe vlakken zijn de prisma's.

Prisma's worden ook toegepast om beelden te spiegelen. Deze prisma's heten omkeerprisma's. Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt in een periscoop. In de tekening is te zien dat twee glazen prisma's van 45° het licht elk 90° buigen.

Scheidingsprisma's zijn prisma's met een halfverzilverd kitvlak. Deze prisma's worden gebruikt om een stralenbundel te splitsen of om stralenbundels samen te doen vallen. Ook bestaan er dubbelprisma's. Deze bestaan uit glassoorten met verschillend kleurschiftend vermogen (het ontleden van licht in zijn samengestelde kleuren). Er ontstaat wel een breking, maar er treedt geen kleurschifting op. De kleurschifting die door het eerste prisma wordt veroorzaakt, wordt door het tweede prisma weer verenigd.

Pupil afstand

Ook PD genoemd (pupil distance).  Let er op dat je beide kijkerhelften exact voor een oog kunt plaatsen. Alleen dan kun je van beide beelden samen één mooi rond beeld maken. Als je een PD van 70 mm millimeter of meer hebt, let dan op. Vooral kleinere kijkers kunnen veelal die afstand niet overbruggen. Grotere kijkers zijn dan prettiger. 

Resolutie

Het glas moet een hoge resolutie hebben. Resolutie is een ander begrip voor het scheidend vermogen. Dit is van belang om kleine details te kunnen weergeven. Het glas moet een hoog contrast aan kunnen. Het glas moet in staat zijn onderwerpen met slechts een weinig verschil in contrast te kunnen weergeven. Het glas moet briljant zijn, helder, het licht dat er doorheen valt dient zo min mogelijk te worden geabsorbeerd. Het glas moet optimaal geslepen te zijn, geheel vrij te zijn van insluipsels, luchtbellen of andere fouten. Het glas moet de verschillende kleuren zo natuurlijk mogelijk weer te geven. Het glas moet voorzien zijn van een coating. Het is van belang dat het glas dat men gebruikt bij lenzen en prisma's van een hoge kwaliteit is. Bij de prisma's gebruikt men BK-7 of BaK-4 glas. BK7 glas is goedkoper dan BaK4 glas maar heeft een net iets te kleine brekingsindex. Dit wordt zichtbaar aan de buitenranden van de uittredepupil, je ziet dan een vierkant met helder licht met daaromheen grijze vlakjes, dus lichtverlies. Overdag heb je er geen last van, maar in de schemering of bij astronomisch gebruik scheelt het weer wat. Een oplossing kan zijn om grotere prisma’s in te zetten, maar dat leidt weer tot hogere kosten en een plompere behuizing. Bak4 is in principe iets beter dan BK7 maar geeft wel iets meer kleurfout. Het objectief zou hierop aangepast kunnen worden, maar dat gebeurd alleen bij de echt duurdere typen. Goedkopere kijkers (bijna allemaal uit China of met Chinese optiek) gebruiken overigens geen origineel Bak4 glas

Schemergetal

Het schemergetal geeft de lichtsterkte van een kijker aan. Het schemergetal is vergelijkbaar met de lichtsterkte. Bij een hoog schemergetal zie je meer details. Het schemergetal is uit te rekenen door de vergrotingsfactor met de doorsnede te vermenigvuldigen en uit dit resultaat de vierkantswortel te trekken. Bij een 7x50 kijker kom je dan tot 7x50=350; de wortel van 350=18,7. Hoe hoger het schemergetal, hoe beter.  Het schemergetal wordt voor een gedeelte bepaald door de vergrotingsfactor, hierdoor halen kijkers met een grote vergrotingsfactor een relatief hoog schemergetal.  Een 12x40 kijker heeft een schemer getal van 21,91. Dat is een hoog getal, doch de kijker is weinig lichtsterk (11,1) en zal moeilijk stil te houden zijn.  Als we voor het waarnemen bij schemering bovendien de kijker 7 X 42 aanbevelen, dan is dat omdat ondanks het schemergetal van slechts 17,9 zijn 2 mm grotere uittredepupil het kijken makkelijker maakt.

Scherptediepte

Scherptediepte is een begrip uit de fotografie. Door het diafragma kun je de scherptediepte van een objectief vergroten of verkleinen. Bij een kijker hangt het van het gebruiksdoel af of een grote scherptediepte van belang is. De meeste kijkers hebben een kleine scherptediepte. Het onderwerp springt er uit en de achtergrond is heerlijk onscherp. Kleine oneffenheden in de voorgrond zijn dan veelal niet van belang, je kijkt er gewoon doorheen. Er is een groep gebruikers die wel belang hecht aan een grote scherptediepte. Zij willen bvb een hele groep ganzen bekijken. En niet alleen de voorste of de middelste. Bij het tellen van de meeste watervogels is een grote scherptediepte van belang, want anders blijf je aan het scherpstellen. Als dit van belang is zul je dit zelf moeten uitzoeken aangezien geen enkele fabrikant hier gegevens over opgeeft.

Slijpfouten

Bij de A-merken wordt elk onderdeel van het betreffende stuk optiek in eigen huis gemaakt en bewerkt, om aan hun hoogstaande kwaliteitsnormen te kunnen voldoen.

Lenzen komen binnen als blanks. Dat zijn ruw voorgevormde lenzen die dan worden geslepen en gepolijst tot de correcte lenzen. Dit slijpen gebeurt seriematig. Hierna wordt elke lens onderworpen aan een aantal criteria. Voldoet een lens niet aan één van deze criteria dan wordt deze niet in productie genomen.

Bij een verrekijker van een sub-merk (de drie A-merken zijn Swarovski, Leica en Zeiss en daar gelden deze normen) worden de lenzen volgens gelijksoortige wijze vervaardigd maar worden zij vervolgens geclassificeerd. Ten eerste moet opgemerkt worden dat deze lenzen slijpfouten vertonen (de norm ligt lager, maar de prijzen zijn er ook naar) maar de lenzen worden naar het aantal slijpfouten geclassificeerd. Bij de goedkopere modellen van een bepaald merk hebben deze lenzen, naast dat de lenzen gemaakt zijn van glas met een lagere lichttransmissie, meer slijpfouten dan die van de duurdere modellen.

Transmissie (lichttransmissie)

Met transmissie bedoelt men de hoeveelheid licht die door alle optische elementen samen van een kijker tot aan het oog geraakt. De optische elementen bestaan uit het oculair (ooglens), de prisma’s, de frontlens (objectlieflens) en de coatings. Het licht dat je met je ogen normaal ziet is 100%. Alle optische elementen in een kijker veroorzaken lichtverlies. Een kijker met een transmissie van 90% (deze waarde is een topwaarde en zal enkel gehaald worden door een A-klasse kijker zoals een Swarovski EL) heeft dus 10% lichtverlies. In testen wordt de transmissie wel eens genoemd, zelden zie je een exacte meting. Nochtans is de lichttransmissie één van de belangrijkste eigenschappen van een goede kijker.

Uittredepupil

Deze wordt bepaald door de objectieflensdiameter te delen door de vergroting. Dus bij een 10 X 40 kijker is dit 40 ÷ 10 = 4 mm. De diameter van de uittredepupil is een belangrijk criterium bij de keuze van de geschikte kijker. Bij daglicht is de 2,5 mm grote uittredepupil van de 8 X 20 kijker ruimschoots voldoende. In de schemering is de oogpupil echter veel groter. Dan zou bijvoorbeeld een 7 X 42 kijker met zijn 6 mm grote uittredepupil zinvoller zijn. Dit geldt ook wanneer de kijker niet rustig voor het oog kan worden gehouden. De oogpupil kan dan makkelijker binnen de 6 mm grote uittredepupil van de kijker worden gehouden en men verliest het object niet zo snel uit het oog.De pupil van het menselijk oog reageert op lichtintensiteit als een automatische diafragma in een fototoestel. Bij fel licht wordt hij kleiner en bij gering licht (schemer) groter (feitelijk sluit of verwijdt de iris zich rondom de pupil).

De capaciteit van deze kringspier is leeftijdsgebonden. Op 17-jarige leeftijd is de maximale grootte 7mm, op 30-jarige leeftijd is dit gereduceerd naar 6mm, op 50-jarige leeftijd 5mm, om bij de respectabele leeftijd van 80 jaar aangekomen zijnde nog slecht 2mm open te kunnen staan. Dit komt omdat de kringspieren latenter worden naarmate de jaren verstrijken.

 

Enkele gegevens van veel voorkomende kijkertypes:

kijker

lenzen

uittredepupil

vergroting

lichtsterkte

schemergetal

beeldhoek º

 8 x 42

42 mm

5,25 mm

8 x

28

18

6,25

 7 x 50

50 mm

7,14 mm

7 x

51

19

7,14

10 x 50

50 mm

5,00 mm

10 x

25

22

5,00

15 x 56

56 mm

3,73 mm

15 x

14

29

3,30

12 x 62

62 mm

5,17 mm

12 x

27

27

4,16

15 x 77

77 mm

5,13 mm

15 x

26

34

3,30

20 x 80

80 mm

4,00 mm

20 x

16

40

2,50

 

Vergroting of Vergrotingsfactor

Vergroting verwijst naar de verhouding tussen de afmetingen die u met het blote oog waarneemt en de afmetingen die u via de verrekijker ziet. Als een verrekijker een vergrotingsfactor van 10x heeft, wordt een object 10 keer vergroot. Met andere woorden, een object op 100 meter afstand zal via de verrekijker niet meer dan 10 meter weg lijken.Bij een verrekijker zie je twee getallen weergegeven. Bvb 8 x 42; 7 x 50; 10 x 32,.... Het eerste getal geeft de vergrotingsfactor aan. Het tweede getal is de diameter van de objectieflenzen (frontlenzen) in mm.

Hoe groter het eerste getal des te sterker is de vergroting.

6x, 7x en 8x kijkers zijn handig op het sportveld, bewakingsdiensten, pleziervaart, toerisme. Je behoudt een goed overzicht op wat er gebeurd. Een 8 x of 10 x kijker is handiger voor diegenen die wild in de natuur willen bekijken.

Een 10 x kijker is minder gemakkelijk stil te houden dan een 8 x of 7 x. Een 10x vergroting zal ook elke beweging 10x versterken. De 8x biedt dus een rustiger beeld. Het stil kunnen houden van een kijker wordt naast de vergrotingsfactor mede bepaald door gewicht, zwaartepunt van de massa, balans en de lengte.

Een 20 x of 60 x monoculaire (eenoog) kijker wordt gebruikt op een statief om bvb vogels op een nest te kunnen bekijken.

De vergrotingsfactor zegt niets over de kwaliteit van een kijker. Het zegt alleen wat over het gebruiksdoel en het gebruiks(on)gemak.

Als je een kijker wilt voor algemeen gebruik en vakantie, neem dan een 7, 8 of maximaal 10 x kijker. Aangezien vogels hoofdzakelijk overdag gespot worden is een echte schemerkijker (8 x 56) overbodig en zal een 10 x 42 voldoen.

Een telelens van 1000 mm op een fotocamera geeft een vijf maal sterkere vergroting dan een lens van 200 mm. Dit geldt ook voor verrekijkers. Een object wordt vijfmaal sterker vergroot met een verrekijker met een vergrotingsfactor van 20x dan met een verrekijker met een vergrotingsfactor van 4x. Het enige verschil is dat terwijl een telelens ver genoeg open moet staan om het beeld te vergroten voor de tamelijk brede opening van de camera, een verrekijker het beeld alleen hoeft te vergroten voor de relatief kleine iris van het menselijk oog. Stel u hebt een verrekijker met een vergrotingsfactor van 12x. Als u hetzelfde vergrote beeld wilt zien met een spiegelreflexcamera met één lens van 35 mm, zou u een 700~800 mm-telelens moeten gebruiken.

Verrekijker afstellen

Om het beste beeld uit uw verrekijker te halen dient u deze eerst goed aan te passen aan uw ogen. Als u dit niet doet, zal de verrekijker niet optimaal afgesteld zijn op uw ogen en is het beeld kwalitatief  minder.

Twist-up oogschelp instellen.

Wanneer u door uw verrekijker kijkt, maakt het een groot verschil of u dit met of zonder bril doet. Er zit namelijk een verschil in de afstand tussen uw ogen en de verrekijker als u met of zonder bril kijkt. Om dit te compenseren zijn de meeste verrekijkers uitgerust met een beschermrubber bij de oculairlens. Dit beschermrubber kan eenvoudig in- of uitgedraaid of omgeklapt worden. Bent u brildragend, dat draait u het beschermrubber in of klapt u het beschermrubber om. Draagt u geen bril, dan draait u het beschermrubber uit of klapt u het beschermrubber uit.

Breedte verrekijker instellen (PD of pupilafstand)

Uw ogen staan op een bepaalde afstand van elkaar en het is belangrijk om de verrekijker aan te passen op deze breedte. Hiervoor buigt u de verrekijker eerst door tot hij op zijn smalst is, vervolgens beweegt u de beide delen van de verrekijker uit elkaar tot u prettig door de verrekijker kan kijkent. Hierna kiest u een object op ongeveer 100 meter afstand en beweegt u beide delen van de verrekijker verder uit elkaar of dichter naar elkaar tot er één rond beeld ontstaat. Wanneer u dit goed gedaan heeft, zien uw beide ogen precies hetzelfde en ontstaat er één ronding zonder zwarte randen.

Scherpstellen en Dioptrie

In de meeste gevallen heeft iemand een verschil in de sterkte tussen beide ogen. Dit verschil kan worden gecompenseerd met de dioptrie instelling van de verrekijker. Het instellen hiervan gaat als volgt:

Scherpstellen

Richt de verrekijker op een object dat zich op een afstand van ongeveer 50 meter bevindt. Zodra u dit punt bepaald heeft gaat u de verrekijker scherpstellen met de middelste (centrale) scherpstelring terwijl u alleen door de linker lens kijkt. Hiervoor kunt u het beste de rechter buis even afdekken met uw hand..

Dioptrie

Wanneer het beeld scherp is voor uw linker oog, wisselt u van oog waarmee u door de verrekijker kijkt. In dit geval gaat u dus de linker lens afdekken terwijl u met uw rechter oog door de rechter lens kijkt. Tot slot draait u aan de dioptrie stelring (deze zit vlak bij uw rechter oculair) tot het beeld scherp is. Uw verrekijker is nu volledig op uw behoeften afgesteld en klaar voor gebruikt. 

Vertekening

Een belangrijke optische eigenschap van een verrekijker is de vertekening. Als je met een verrekijker naar een tegelwand kijkt wil je dat alle rechte lijnen van de originele wand ook recht zijn in het beeld dat je door de verrekijker ziet. Dit vraagt nogal wat van de optische eigenschappen van de verrekijker en hier laten de matige modellen ook een flinke steek vallen.

Wel is het goed te bedenken dat veel optische eigenschappen tegengestelde eisen stellen aan een lenzenstelsel. Er zal altijd een compromis gezocht moeten worden tussen de diverse  fouten die kunnen ontstaan in een optisch systeem.

Voor de gebruiker is het dan belangrijk om te bepalen wat belangrijk is. Een klein beetje vertekening is voor een vogelaar minder belangrijk dan voor iemand die graag architectuur bestudeert.

Wat betekenen de getallen op een verrekijker?

Het eerste getal, 10, duidt de vergroting aan. Men ziet een object in dit geval 10 maal groter of 10 maal dichterbij dan met het blote oog. Het tweede getal, 40, geeft de diameter aan van de intredepupil (objectieflens). Dit is de lens die naar het object gekeerd is. In dit geval dus 40 mm.

Wat doen de prisma's in verrekijkers?

De prisma's in een verrekijker zorgen ervoor, dat het beeld rechtopstaand en natuurlijk is - zoals we gewend zijn om met onze ogen te kijken. Ook verkorten ze het lichtpad, zodat verrekijkers compact kunnen blijven. Er zijn twee soorten verrekijkers, de porro-kijkers (met gewone ofwel porro prisma's) en dakkant-kijkers (met prisma's in de vorm van een dak). De naam dakkant kijkers komt van het Duitse woord “Dach”, omdat ze de vorm hebben van een dak (Roof prism in het Engels). De dakkant kijkers worden ook wel eens “H-type” kijkers genoemd vanwege de H vorm van deze kijkers. De dakkant prisma’s zijn een ontwerp van Achille Victor Emile Daubresse (1870). Bij dakkant-kijkers ligt het oculair en het objectief in een lijn. Kijkers met een dakkant prisma zijn door deze rechte bouw compacter. En hebben minder uitwendig bewegende delen. Daardoor zijn ze gemakkelijker mee te nemen en is het gemakkelijker om ze stof en waterdicht te maken (dit vooral vanwege de inwendige scherpstelling) en zijn deze dus minder gevoelig voor stof en vervuiling van de inwendige lensdelen dan een porro-kijker.

Dakkant kijkers zijn moeilijker te fabriceren, en dus duurder. De prisma's zijn kleiner en veel moeilijker in een goede kwaliteit te maken en moeilijker te justeren. Ze zijn ook lichter van gewicht.

Porro kijkers zijn altijd groter en zwaarder van bouw dan dakkant kijkers. Bij een dakkant kijker liggen de prisma's en de objectieven achter elkaar. Bij een porro kijker is dat niet het geval. Een kijker met een klassiek porro prisma geeft wel gemakkelijker een goede kwaliteit voor een lagere prijs. Een kijker met een porro prisma geeft door de grotere afstand tussen de voorste objectieven een betere indruk van de diepte in het beeld (en dit vooral op kortere afstanden). Je ziet dingen bijna echt in 3D. Porro kijkers zijn bedacht door de Italiaan Ignazio Porro rond 1850.

Waterdicht

Onze verrekijker gebruiken we niet alleen maar in huiskamer. We nemen deze ook mee naar buiten, op zoek naar die bijzondere vogel die alleen zijn snavel laat zien als het regent. We nemen ze mee op vakantie in het tropisch regenwoud met een vochtigheid van 100%. En het is niet de bedoeling dat het beeld vertroebeld wordt door vocht en schimmelvorming in de verrekijker. Kortom, in heel veel gevallen is het uiterst belangrijk dat een verrekijker waterdicht is. De met stikstof of argon gevulde verrekijkers zijn dat in ieder geval omdat ze anders hun gasvulling zouden verliezen. Deze kijkers zullen dus ook niet beslaan bij grote(re) temperatuurverschillen. Een groot voordeel!

Helaas is het zo dat het vaak lastig vast te stellen is hoe waterdicht een verrekijker echt is. Rubberen bekleding is geen garantie dat een verrekijker echt waterdicht is. De rubberen bekleding betekent wel een goede bescherming tegen stoten en schokken.

En betekent 'waterproof' nou dat hij echt kopje onder mag gaan of alleen maar dat de verrekijker tegen een regenbui bestand is? Het blijft lastig allemaal. Maar ga er maar vanuit dat op een echt waterdichte verrekijker iets zal staan van 'waterproof' en/of 'nitrogen filled'.

En ga er ook maar vanuit dat een heel goedkope verrekijker niet waterdicht is, ook als het er wel op staat!

Zon

Kijk nooit door je verrekijker naar de zon. Je netvlies zal gegarandeerd beschadigd worden. Je kan dan blind worden.

Zoom verrekijkers

Er is een aantal redenen waarom de zoomfunctie bij (kwaliteits)verrekijkers niet aanwezig is. Dat heeft te maken met de onmogelijkheid om een optisch goede binoculaire verrekijker met zoomfuntie te maken voor een aanvaardbare prijs. Een verrekijker heeft 2 kijkbuizen. Bouw je hier een zoommechanisme in dan zou de zoom links en rechts exact gelijk moeten lopen. Dit is onmogelijk  te realiseren in een redelijke prijsklasse.Omdat in een zoom verrekijker bewegende lenzen zitten die enige mate van speling hebben (hoe nauw de toleranties ook kunnen zijn) betekent dit dat de uitlijning of collimatie in de praktijk ook niet perfect zal zijn met alle negatieve gevolgen van dien. Het is kortom een optelsom van compromissen en pogingen om het zo goed mogelijk te maken binnen het altijd beperkte budget. Want ook bij dure verrekijkers is het budget beperkt!. Het aantal bewegende delen maakt het dus erg lastig om de uitlijning van de beide kijkbuizen gelijk te houden tijdens het zoomen. De kijker zou dus snel scheel kijken.

 

Het is tevens technisch onmogelijk een kijker te maken die zoom met een brede kijkhoek combineert en toch redelijke afmetingen en een aanvaardbaar gewicht heeft. De zoomkijkers die er zijn hebben dan ook een erg smal gezichtsveld.

 

Verrekijkers worden doorgaans niet met statief gebruikt. Vergrotingen boven 10x zijn daarom niet praktisch. Kleine vergrotingen zijn niet interessant omdat je dan net zo goed geen verrekijker kunt gebruiken. Het heeft daarom meestal weinig nut om een zoomfunctie op een verrekijker te maken.

 

De lichtsterkte van een zoomverrekijker is per definitie steeds minder hoog dan een kijker zonder zoomfunctie.

 

Er worden  zoomkijkers gemaakt, maar hoofdzakelijk in het lage prijssegment. De zoom wordt daarbij gebruikt als verkoopargument voor de kijker en doet grote afbreuk aan de optische eigenschappen.  

Je kan stellen dat de productie van zoom verrekijkers dusdanig gecompliceerd is dat het resultaat altijd overtroffen zal worden door verrekijkers met een vaste vergrotingsfactor. De praktische toepasbaarheid is sowieso al beperkt doordat te sterk vergrotende verrekijkers niet meer hanteerbaar zijn zonder statief. Als het echt nodig is om verschillende vergrotingsfactoren te gebruiken kan je ook kiezen voor verrekijkers met verwisselbare oculairs. Dan combineer je het beste van twee werelden.

 

Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van al onze nieuwtjes

OPTIEK MERTENS BV

Leuvensestraat 1
B-3010 Kessel-Lo (Leuven)
www.optiekmertens.be | download logo

BTW: BE 0460 737 033
ON: 0460737033

Openingsuren

Dinsdag tot vrijdag: 10 tot 18u
Zaterdag: 10 tot 17u  
Zondag en maandag gesloten

Contact

Tel.: +32 (0)16 26 22 72
Fax: +32 (0)16 25 13 64
Contactformulier (mail naar info@optiekmertens.be)